Cylisticus convexus
Nederlandse naam: Grote gaper
Beschrijving:
De Grote gaper heeft een sterk gewelfd lichaam en kan zich net als Armadillidium-soorten tot een bolletje oprollen. De soort vormt echter nooit een mooi gesloten bolletje en de antennen en uropoden blijven uitsteken. De antennen worden hierbij over de kop en het lijf geplooid. Deze soort heeft net als Kleipissebed en Kleine gaper vijf paar pleopodale longen, die in het veld goed zichtbaar zijn. De soort heeft een wat paarsachtige schijn over nagenoeg het hele lichaam. De kop heeft een spitse frontale lob en de zijlobben zijn afgerond. De uropoden (uitgezonderd van het uiterste topje) en telson zijn oranje gekleurd. De uropoden steken ver voorbij het telson uit. 11 – 16 mm.
Habitat:
Grote gaper kent in België een erg uiteenlopende verspreiding maar komt nooit voor in natuurlijk habitat. De soort wordt waarschijnlijk in hoofdzaak door de mens getransporteerd en kan zo nieuwe plekken koloniseren. Vindplaatsen zijn bijvoorbeeld; een stadstuin, onder puin op een oude boerderij, het perron van een treinstation etc. De meest natuurlijke vindplaatsen betreffen oude steengroeves. De drie oude steengroeves, waar telkens een populatie aangetroffen werd, bevonden zich alledrie ten zuiden van Samber en Maas. De waarneming in een stadstuin in Gent betrof ook een populatie van de soort. De twee waarnemingen aan de kust, vlakbij het zeewater doen vermoeden dat de soort wel wat zoutwater kan verdragen en zich mogelijks ook via de zee meedrijvend op brokstukken kan verspreiden. Op beide locaties werd slechts één individu aangetroffen. Grote gaper kan goed tegen droogte en de meeste vindplaatsen zijn warme en zonbeschenen plekken. Het best te vinden door stenen om te draaien op ooit sterk verstoorde plaatsen waarvan een deel tenminste verschillende jaren onaangeroerd bleef.
Verspreiding in België:
Zeer zeldzaam doorheen het hele land. Enkel ten zuiden van Samber en Maas werden populaties in halfnatuurlijke omstandigheden waargenomen.
EN
Very rare across the country. Viable populations in semi-natural conditions only south of the rivers Sambre and Meuse. Probably mainly transported by humans. Found in a city garden, an old farm, a railway station, old quarries and on stone heaps along the coast. Most observations are from rather dry places.
FR
Très rare à travers tout le pays. Populations viables dans des conditions semi-naturelles uniquement au sud du sillon Sambre-et-Meuse. Probablement principalement transporté par l’homme. Trouvé dans un jardin de ville, une ancienne ferme, une gare, de vieilles carrières et sur des tas de pierre à la côte. La plupart des observations proviennent d’endroits plutôt secs.
Verspreiding in buurlanden:
Deze soort komt voor in nagenoeg heel Europa en Klein-Azië, maar op veel plekken, en in Noord-Europa uitsluitend, antropogeen. Geïntroduceerd in Noord-Afrika en Noord- en Zuid- Amerika.
Literatuur:
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Hopkin (1991), Berg & Wijnhoven (1997).