Haplophthalmus mengii
Nederlandse naam: Kleiribbel
Beschrijving:
Een kleine witte tot crèmekleurige pissebed. Het lichaam is bedekt met lengteribbeltjes, waarmee de soorten, net zoals Veenribbel, goed te onderscheiden zijn van andere Trichoniscidae. De lengteribbeltjes zijn bij Klei- en Kalkribbel meer uitgesproken en “hoger” dan bij Veenribbel. Het oog bestaat uit één zwarte ocellus. Er staan twee bultjes op het derde pleoniet. Deze knobbeltjes zijn duidelijk te zien in het veld met een loepje. Kleiribbel en Kalkribbel zijn enkel van elkaar te onderscheiden op basis van de mannetjes. 3 – 4 mm. De endopodiet van de eerste pleopood van het mannetje bij Kleiribbel heeft een spitse top, terwijl deze bij Kalkribbel stomp en enigszins verbreed is. Mannetjes kunnen verder ook op naam gebracht worden door naar de carpus en propodus van de zevende poot te kijken. Kleiribbel heeft een zeer kenmerkende, enigszins haakvormige en rechtopstaande stekel op de zijkant van de carpus. Op de merus staat een omgebogen stekel in de richting van de carpus. Kalkribbel heeft op de carpus een knobbel met ruige borstels zonder kenmerkende stekel. Op de merus staat een rechtopstaande stekel.
Habitat
Kleiribbel komt voor aan de oevers van beken en rivieren in zowel open landschap als in loofbossen. Slechts zelden zit Kleiribbel in loofbos zonder beek of gracht in de buurt. Ook in schorrengebied wordt de soort aangetroffen. De soort wordt ook wel in bebouwde omgevingen gevonden maar relatief gezien minder dan Kalkribbel. In bebouwde omgevingen betreffen de locaties kerkhoven, tuinen, parken en wegbermen en beekoevers in dorps- en stadskernen. Het is een vochtminnende soort die over het hoofd gezien kan worden omdat ze tijdens drogere periodes in de zomer dieper in de grond zit. Kleiribbel wordt heel zelden samen met Kalkribbel aangetroffen. De beste manier om de soort te vinden is door het omdraaien van dood hout en stenen langs rivieren en beken. Ook door het zeven van strooisel en het laagje aarde onder dood hout en stenen kan de soort gevonden worden. Lastiger te vinden in de zomer. Trage soort, maar beweegt meestal actiever dan Veenribbel.
Verspreiding in België
Vrij algemeen in de polders en de zandleemstreek. Zeer verspreid voorkomend in de rest van het land. Zeldzaam in de Kempen en ontbreekt volledig in de Ardennen.
EN
Rather common in the polder and sandy loam area. Occasional in the rest of the country but rare in the Campine region and absent from the Ardennes. Typically found along rivers, streams in open habitat or in forest and in wet meadows. Less often found in anthropogenic habitat compared to H. montivagus.
FR
Plutôt commun dans les polders et la région sablo-limoneuse. Occasionnel dans le reste du pays mais rare en Campine et absent de l’Ardenne. On le trouve généralement près des cours d’eau en milieu ouvert ou en forêt et dans les prairies humides. Moins souvent trouvé en habitat anthropique que H. montivagus.
Verspreiding in buurlanden
Een soort die voorkomt in Europa en Noord-Afrika.
Literatuur
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Hopkin (1991), Berg & Wijnhoven (1997).