Platyarthrus hoffmannseggii
Nederlandse naam: Mierenpissebed
Beschrijving:
Kleine, witte, platte pissebed die leeft in mierennesten. De ovale lichaamsvorm zorgt ervoor dat hij goed te onderscheiden is van andere kleine, witte soorten. Tijdens activiteit zijn de korte, dikke antennen voortdurend in bewegen om de omgeving af te tasten. Het lichaam is mat en bedekt met kleine en witte schubjes. Het darmkanaal is vaak goed te zien als een zwarte streep die door het witte lichaam schijnt. De antenneflagel telt twee leedjes waarvan het eerste zeer kort is. De soort is blind. Het telson is kort en breed en eindigt in een punt. Zwangere vrouwtjes zijn te herkennen aan een lichtgele doorschijn omdat hun broedbuidel met eieren door het lichaam heen schijnt. 3,5 – 5 mm.
Habitat:
De Mierenpissebed is net zoals zijn gastheer warmteminnend en komt vandaar vooral voor in verlaten groeves, in bebouwde omgeving en in open terreinen zoals graslanden en braakliggende terreinen. Zandgronden zijn waarschijnlijk vaak te droog voor de Mierenpissebed. De soort wordt nagenoeg enkel in mierennesten aangetroffen. De soort is bij een groot aantal mierensoorten gevonden en lijkt geen specifieke voorkeur te hebben voor bepaalde soorten of genera. De Mierenpissebed wordt zelden of nooit in bossen gevonden. Vaak zijn de aantallen eerder gering, maar er zijn ook waarnemingen van vele tientallen exemplaren per nest. Ze zijn het best te vinden door stenen en dood hout met mierennesten eronder om te draaien. Ook onder betonnen tegels die losliggen, zijn ze vaak te vinden.
Verspreiding in België:
Algemeen in nagenoeg het hele land, maar zeldzamer in de Ardennen.
EN
Common throughout the country, but rarer in the Ardennes. Species from open habitat like grasslands on loam and clay soils, but also often found under anthropogenic circumstances like graveyards and gardens. Almost exclusively found in ant nests.
FR
Commun dans tout le pays, mais plus rare en Ardenne. Espèce d’habitats ouverts comme les prairies sur sols limoneux et argileux, mais aussi souvent trouvé en milieu anthropique (cimetières, jardins, …). Presque exclusivement trouvé dans les nids de fourmis.
Verspreiding in buurlanden:
Een hoofdzakelijk Europese soort die ook voorkomt in Noord-Afrika en Klein-Azië. Geïntroduceerd in Noord-Amerika.
Literatuur:
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Hopkin (1991), Berg & Wijnhoven (1997).